palul
(19e eeuw) (Vlaanderen, scheldw.) iemand die niet deugt, een nietsnut, sufferd, waardeloze vent; soms ook voor een dronkaard. ‘Een zatte palul’ zei men in de negentiende eeuw. ‘Ginder komen de palullen aan’ lezen we bij Cornelissen en Vervliet. ‘Palul’ betekent eigenlijk: vod, lap en vandaar ook voor iets zonder...