Wat is de betekenis van Paleozoïcum?

Paleozoïcum - Zelfstandignaamwoord 1. (geologie) paleozoïcum (in de vóór 2006 gangbare schrijfwijze) ♢ Wegener beweert dat de drie continenten in de oertijd één groot continent hebben gevormd: Pangaea, een enorm oercontinent uit het Paleozoïcum.

Een van de grote era’s van de aardgeschiedenis, tijdspanne van 541 tot 252 miljoen jaar geleden, waarin o.a. steenkool gevormd werd en vele diergroepen het land koloniseerden De aardgeschiedenis wordt ingedeeld in vier eons, waarvan de laatste het Fanerozoïcum is (van 541 Ma BP tot nu; Ma BP = miljoen jaar voor heden). Het Fanerozoï...

[v. Gr. palaios = oud, en zooios = levend, daar in dit hoofdtijdperk de eerste echte fossielen voorkomen (al zijn in het daaraan voorgaande tijdperk sporen van leven gevonden)] (geol.) het eerste hoofdtijdperk (het Primair) van het thans nog voortdurende Fanerozoïcum (de andere hoofdtijdperken zijn het Mesozo...

(Palaeozoïcum) geologisch tijdperk

(G., zoo-os = levend), geologisch hoofdtijdperk, tijdsduur 347 miljoen jaar. Planten en dieren maakten een grote ontwikkeling door, ➝ geologische tijdtafel.

(paleo'zo:ikum) o. [Gr. dzoön, levend wezen] Aardk. Primair.

[Gr. palaios, oud; zoön, levend wezen], het oudste tijdsinterval van het Phanerozoïum. Het Paleozoïcum wordt samengesteld uit de perioden (systemen): Cambrium, Ordovicium, Sirur, Devoon, Carboon, Perm. De ondergrens wordt gelegd bij de eerste herkenbare fossielen (Trilobita, Brachiopoda), de bovengrens waar men karakteristieke mesozo...