Wat is de betekenis van pakean?

2024-04-23
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

pakean

(1937) (Indië) pak, kostuum. Zie ook: pakean-deftig. • Zijn pakaian is te vuil voor visite. (Beb Vuyk: Duizend eilanden. 1937)

2024-04-23
Jargon & Slang van Soldaten

Marc De Coster (2017)

Pakean

Pakean - kleding, uniform. Mal. pakai = aanhebben, aandoen. De volks­etymologie heeft het verband gelegd met pakkie-an = het pakje dat men aanheeft.

2024-04-23
Verklarend woordenboek Nederlands-Indië

Pieter Johannes Veth (2003)

pakean

pakean [kostuum]. Soms pakian, is de Bataviase uitspraak van het Maleise pakajan, van pakaj = kleren. Schertsenderwijze wordt ons ‘in pontificaal’ weergegeven door: pakean-deftig.

2024-04-23
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Pakean

kostuum (Ind.)

2024-04-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Pakean

(Mal.), m. (-s), (O.-I.) pak, kostuum: een witte pakean; — in volkst. verbasterd tot pakkie-an: een mooi pakkie-an.

2024-04-23
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

pakean

pakaian, (B.I.) o. pak, kostuum; kleding.

2024-04-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

pakean

m. -s (O.-I. pak, kostuum, kleding): donkere kleding staat toch beter dan die eeuwige witte pakeans.

2024-04-23
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

pakean

[Mal.], m. (―s), pak, kostuum: een witte pakean; ook wel verbasterd tot pakkie-an: dat is mijn pakkie-an niet, dat is mijn taak niet, (ook) daar heb ik geen boodschap aan.

Gerelateerde zoekopdrachten