Pagadet, paggedet
(Bargoens) opgedirkte, pronkzieke vrouw. In deze betekenis reeds teruggevonden in het werk van J.C. Weyerman (Den Vrolyke Tuchtheer, 1730). In Vlaanderen slaat het ook op iets dat zeer groot is en bij uitbreiding op 'een dikke vrouw’. Zie hiervoor baggedet.