Wat is de betekenis van Paasos?

2024-04-26
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

paasos

(1947) (scheldw.) dik persoon. Eigenlijk: een vetgemeste os die rond Pasen wordt geslacht. • Hij streelde de stugge, sprietelende pruik van den knaap, bevoelde hoofdschuddend diens magere hals en schonken: ‘Je bent geen Paasos, Jan.’ (Willem van Iependaal: Gegist bestek. 1947) • En overal op de muren vond hij dikke mannekens...

2024-04-26
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Paasos

dik persoon; opzichtig geklede vrouw. Vermeld in Puzzel Vademecum. Deel 1,1979: Dieren in de beeldspraak. Ook bij Van Dale. Niet in WNT.

2024-04-26
Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

PAASOS

Versierde os, nog in de 19de eeuw voor Pasen door de straten geleid. In het Fr. Museum een uit Lwd. afkomstig paneel van 1806, waarop een P. die aan vlees en vet 1365 pond opleverde.

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Paasos

m. (-sen), paasbeest.

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

paasos

m. -ossen (gildos, zie ald.).

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

paasos

m. (-sen) vette os die omstreeks Pasen geslacht wordt.

Gerelateerde zoekopdrachten