ovum
(L., = ei), vrouwelijke gameet; onbevruchte eicel.
Uitgeversmaatschappij A. Manteau N.V. (1954)
Lat. voor ei, de bevruchte eicel en wat zich daaruit ontwikkelt: foetus met placenta en vruchtvliezen.
Dr. J.F.L. Montijn (1949)
i, n. ei, vand. spreekw. (daar eieren gewoonlijk het begin, vruchten het einde van de maaltijd uitmaakten), integram famem ad ovum affero, Cic., ab ovo usque ad mala, van het begin tot het einde, Hor. | in betrekking tot de mythe van Leda: geminum (van Leda), Hor., ovo prognatus eodem (Pollux), Hor. | overdr., een der ze...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: