Wat is de betekenis van overtocht?

2024-04-16
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

overtocht

overtocht - zelfstandig naamwoord uitspraak: o-ver-tocht 1. boottocht of vliegtocht over het water ♢ de overtocht naar Texel is rustig verlopen Zelfstandig naamwoord: o-ver-tocht de overtocht ...

2024-04-16
Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Overtocht

Gehucht in de gemeente Delfzijl ten N.O. van Wagenborgen en ten O. van de N362 (Scheemda-Delfzijl); het is waarschijnlijk ontstaan bij een veer over de tocht (= afwateringssloot). Men spreekt er nog altijd van de Ol Tochtsloot. Het grootste huis hier heet eveneens Overtocht.Ook Overtogt, De Overtocht.

2024-04-16
Dromen encyclopedie

Fink (1998)

Overtocht

De overtocht over een rivier of een meer symboliseert het onbewuste glijden naar andere oevers; met andere woorden: Men is op zoek naar een nieuw standpunt in het werkelijke leven - waarbij andere symbolen moeten toelichten of we onze situatie kunnen verbeteren.

2024-04-16
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Overtocht

s., oertocht.

2024-04-16
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Overtocht

m. (-en), het over iets heen trekken, inz. te water: de overtocht der Fransen over de Rijn in 1672 ; — reis over zee : de overtocht naar Amerika duurt een week.

2024-04-16
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

overtocht

m. -en (het over iets trekken, inz. te water): de overtocht over de Maas.

2024-04-16
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

overtocht

('o:vər) m. (-en) 1. Algm. overbrenging van de ene plaats naar de andere : hij wenste hun een goede - naar hun buitenverblijf. 2. Inz. a. het overtrekken van een water door te varen of te zwemmen : de over de Rijn. b. Bepk. reis te water : hij stierf op de naar Amerika.

2024-04-16
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Overtocht

gehucht in de gem. Delfzijl, Groningen.

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-16
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Overtocht

Overtocht - m. (-en), het overtrekken: de overtocht der Franschen over den Rijn in 16 7 2; reis (inz. te water): de overtocht naar Amerika duurt eene week; het afleggen van een afstand.