Wat is de betekenis van overig?

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

overig

overig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: o-ve-rig 1. niet dezelfde persoon of zaak ♢ de overige bezoekers mochten niet meer naar binnen 1. voor het overige [overigens] ...

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Overig

adj., oar.

2024-04-20
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Overig

bn., 1. over, nog voorhanden: de overige dagen, de dagen die nog overblijven; — zij besloten het overige van hun dagen in rust te slijten; 2. (in attributief en zelfstandig gebruik) ander, verder: de overige mensen;laten wij vast gaan, dan zullen de overigen wel volgen;voor het overige, wa...

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

overig

1 bn. (nog voorhanden, nog onverbruikt; overgebleven); de overige dagen, overblijvende; 2 overige o. (de rest); voor het overige.

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

overig

(‘o:vərəch) bn. 1. nog voorhanden, overgebleven : de -e plaatsen. 2. nog overblijvend : de -e dagen; het -e; voor het -e, voor de rest. overigens bw. voor het overige.

2024-04-20
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Overig

Overig bn. overgebleven, nog voorhanden, nog onverbruikt, nog onverteerd; — de overige dagen, de dagen die nog overblijven; — zijn overige leeftijd, de tijd, dien hij nog te leven heeft of had; — de overige menschen, de andere; laten vrij vast gaan, dan zullen de overigen wel volgen.

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Overig

Overig, bn. nog voorhanden, nog onverbruikt, nog onverteerd; het -e, wat nog overig is; voor het -e, wat nu het andere betreft; zijn -e leeftijd, de tijd dien hij nog te leven heeft of had. *-ENS, bijw. voor het overige.