Wat is de betekenis van overall?

2024-04-20
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

overall

Het begrip overall heeft 2 verschillende betekenissen: 1) werkpak aan één stuk. werkpak aan één stuk, vaak in een grove donkere stof, dat men bij het werken over de gewone kleding aantrekt om die te beschermen. 2) in het geheel bezien. in het geheel bezien; algeheel.

2024-04-20
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

overall

(bijvoeglijk naamwoord) [alg.] algeheel, overkoepelend, algemeen - De algehele toestand van de pati?nt is stabiel.

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

overall

overall - zelfstandig naamwoord uitspraak: o-ver-ol 1. werkpak uit één stuk ♢ hij deed een overall aan om zijn kleren te beschermen Zelfstandig naamwoord: o-ver-ol de overall de overalls...

2024-04-20
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

overall

overall - Eendelige kledingstukken bestaande uit een broekachtig deel en een volledig bovenstuk met of zonder mouwen, dat ter bescherming over andere kledingstukken wordt gedragen. Gebruik 'tuinbroeken' voor eendelige kledingstukken bestaande uit een broek en een borststuk.

2024-04-20
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Overall

uit één stuk bestaand werkpak dat over de kleren heen gedragen wordt.

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Overall

s., oerstrûper, boksebaitsje (it).

2024-04-20
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

overall

I. (jongens)kiel, morskiel, -jurk, stof-, werkjas, jasschort; overalls, overbroek, werkbroek, werkpak, overall; II. als totaal.

2024-04-20
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Overall

(Eng.), m. (-s), werkpak aan één stuk dat men over de gewone kleding bij het werken aantrekt.