Ortho-
afk. o- [Gr. orthos = opgericht, recht] recht-, wel-.
Prof. Dr. P.H. van Laer (1949)
(Gr. orthós = recht omhoog, recht tegenover, recht, juist). Eerste lid in samenstellingen met de betekenis: recht, loodrecht, juist; b.v. ortho-as (bij monokliene kristallen). In de scheikunde wordt orthoin verschillende betekenissen gebruikt, gewoonlijk bij namen van verbindingen om een verschil aan te geven met → mela- of → para-...
Dr. E.J. Dijksterhuis (1939)
(< Gr. = rechtop). In wisk. samenstellingen duidt het steeds iets aan, dat met loodrechten stand samenhangt:
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: