ordelijk
ordelijk - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: or-de-lijk 1. waar regelmaat in zin ♢ hun huishouden is erg ordelijk Bijvoeglijk naamwoord: or-de-lijk ... is ordelijker dan ... het ordelijks...
Muiswerk Educatief (2017)
ordelijk - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: or-de-lijk 1. waar regelmaat in zin ♢ hun huishouden is erg ordelijk Bijvoeglijk naamwoord: or-de-lijk ... is ordelijker dan ... het ordelijks...
Fa. A.J. Osinga (1952)
adj. & adv., oarderlik, himmel, kras, by de tried, streek lâns, op ’e regel; — in zijn vak zijn, goed by de saek wêze.
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw. (-er, -st), in behoorlijke orde geplaatst of zich bevindende : de ordelijke rijen der boeken ; —geregeld, volgens regel en orde : alles gaat er ordelijk toe ; zich ordelijk gedragen ; ordelijk werken ; het is een ordelijk mens, die geregeld leeft, (ook) die orde in zijn zaken houdt.
M. J. Koenen's (1937)
bn., bw. (geregeld, volgens regel en orde): een ordelijk huishouden; zich ordelijk gedragen; alles ging ordelijk; ordelijkheid v.
Jozef Verschueren (1930)
('ordələk) bn. en bw. (-er, -st) 1. in behoorlijke orde, overeenkomstig de orde : in -e rijen geplaatst; gerangschikt. 2. orde houdend in zijn zaken : hij was stipt -. Tgst. ➝ ordeloos.
J.H. van Dale (1898)
Ordelijk - bn. bw. (-er, -st), geregeld naar zekere orde : alles gaat er ordelijk toe; zich ordelijk gedragen, — ordelijk werken, op eene geregelde wijze; het is een ordelijk mensch, die geregeld leeft, (ook) die orde in zijne zaken houdt; — die orde volgt: een ordelijk land. ORDELIJKHEID, v.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: