Wat is de betekenis van opzwepen?

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

opzwepen

opzwepen - regelmatig werkwoord uitspraak: op-zwe-pen 1. veel druk uitoefenen om iemand iets te laten doen ♢ hij zweepte de menigte op om naar de Dam te gaan Regelmatig werkwoord: op-zwe-pen ik zweep op (... ik op...

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Opzwepen

v., opswypkje.

2024-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Opzwepen

(zweepte op, heeft opgezwreept), 1. met de zweep opjagen, voortdrijven; inz. fig., sterk prikkelen, aansporen, aanzetten: de hartstochten, de volkswoede opzwepen; 2. in de hoogte jagen: de storm zweepte de golven op.

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

opzwepen

zweepte op, h. opgezweept (opjagen, aanjagen; fig. ophitsen, aanvuren): de opgezweepte golven; de volkswoede.

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

opzwepen

('op) (zweepte op, heeft opgezweept) 1. door zweepslagen opjagen : paarden -. 2. in de hoogte jagen : storm zweept het water op. 3. aanvuren, ophitsen : de volkswoede -.

2024-04-19
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

opzwepen

(zweepte op, heeft opgeweept), 1. met de zweep opjagen, voortdrijven; m.n. fig., sterk prikkelen, aanzetten: de hartstochten, de volkswoede opzwepen; 2. in de hoogte jagen: de storm zweepte de golven op.