Wat is de betekenis van Opzicht?

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

opzicht

opzicht - zelfstandig naamwoord uitspraak: op-zicht 1. vanuit een bepaalde kant bekeken ♢ in dat opzicht heeft ze gelijk 1. ten opzichte van mij is hij altijd aardig [tegen mij] ...

2024-04-19
Brabants Handwoordenboek

Prof. dr. Jos Swanenberg (2015)

opzicht

(zn) uiterlijk EK.

2024-04-19
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

opzicht

1. Het opslaan van de ogen: oogopslag, blik; vooral in de verb. bij, mei het eerste opzicht, op het eerste gezicht; - vand. ook: gezicht; bij uitbr.: voorkomen, uiterlijk: hij heeft het opzicht van een debiel. Zij was nogal groot, had donkerbruin haar en zachte bruine ogen. Uiterlijk was zij streng van opzicht, maar degenen die haar k...

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Opzicht

s.n., opsicht (it); (toezicht), opsjoch (it), taforsjoch (it); in elk — yn alles, yn allen, yn alle ding, oer alle boegen, kanten, oan alle iggen en einen, op en út; in dit, yn dizzen; in dat —, fan datoangeande, fan soks, fan dat; in veel -en, yn folie ding(en), yn follen;...

2024-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Opzicht

o., 1. het toezien, acht geven op iem. of iets: toezicht, hoede: het opzicht over iets hebben; onder iemands opzicht staan : 2. (-en), betrekking, het ergens op zien: in dit opzicht, (Zuidn.) onder dit opzicht; in ieder opzicht; te dien opzichte; in verschillende opzichten heeft hij gelijk; — ten opzichte van, met betrekking tot, rakende: te...

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

opzicht

I. o. (1 leiding, toezicht; 2 vrees voor, ; t opzien tegen; 3 betrekking, aanzien; 4 Z.-N., vero. voorkomen): 1. kinderen niet zonder laten; opzicht hebben over; 2. hij liet het uit menselijk opzicht; 3. in ieder opzicht; in alle opzichten; ten opzichte van, wat betreft; te mijnen opzichte, ten aanzien van mij; 4. een statig opzicht, fraai van n...

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

opzicht

('op) o. (-en) I. [→ opzien A I 1] het opzien tegen, vrees : iets uit menselijk doen, uit vrees voor het oordeel van de mensen. II. [→ opzien B] 1. het toezien, hoede, toezicht: het over de keuken hebben; onder het van iemand staan; kinderen niet zonder laten. 2. Uitbr. betrekking, vooral in uitdrukkingen : in alle, veel -en, met...

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Opzicht

beteekent de zorg voor, het toezicht, het bestuur en het beheer over, de leiding van iets hebbende. Het kerkelijk opzicht behoort tot het ambt der Ouderlingen en bestaat volgens het Formulier van bevestiging van Ouderlingen en Diakenen, enz.: 1°. in het opzicht over de gemeente, die hun bevolen is, d. i. in het toezicht of ieder zich in belijde...