Wat is de betekenis van opvallend?

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

opvallend

opvallend - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: op-val-lend 1. wat iedereen meteen ziet, anders dan gewoon ♢ zij is altijd opvallend gekleed Bijvoeglijk naamwoord: op-val-lend ... is opvallender dan ... ...

2024-04-19
Formatiewoordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

Opvallend

Opvallend detail: het aantal vaderschappen bij de onderhandelaars is een tijdje nadien sterk toegenomen.

2024-04-19
Germanismen in het Nederlands

Dr. S. Theissen (1978)

Opvallend

Tot in de jaren ’40 werd opvallend (bijv. in ‘opvallend gekleed zijn’) als een germanisme (D. ‘auffallend’) beschouwd voor ‘in het oog lopend’. De puristen gaven echter toe dat het zo gebruikelijk was, dat het niet meer te verdrijven was. Nu wordt opvallend door iedereen als goed Nederlands aanvaard.

2024-04-19
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

opvallend

treffend.

2024-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Opvallend

I. bn. bw. (-er, -st), in het oog vallend, treffend : het is opval'lend; een opval'lende overeenkomst; —bw.: opval'lend gekleed gaan ; zij zag opval'lend bleek ; II. bn., van boven neerkomend: bij op'vallend licht.

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

opvallend

bn., bw. (ongewoon, opzienwekkend, opmerkelijk): haar kleding was opvallend; er opvallend slecht uitzien; opvallen(d) wordt als germ. beschouwd; beter: in het oog lopen(d), treffend, vreemd.

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

opvallend

('fallənt) bn. en bw. (-er, -st) in het oog lopend, vreemd: haar kleding is -; bleek.

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

opvallend

(het accent wisselt), I.bn. en bw. (-er, -st), in het oog vallend, treffend: het is opvallend; een opvallende overeenkomst; bw.; opvallend gekleed gaan; zij zag opvallend bleek; II. bn., van boven neerkomend: bij opvallend licht.