Wat is de betekenis van opstapelen?

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

opstapelen

opstapelen - regelmatig werkwoord uitspraak: op-sta-pe-len 1. er een stapel van maken ♢ het kind stapelt de blokken op 2. steeds meer worden ♢ het werk heeft zich de laatste tijd opgestapeld...

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Opstapelen

v., opsteapelje, (op)loegje -loeije, opstuol(k)je, opstuoltsje; zich —, optuor(k)je; (van donderwolken) gearwâlje.

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Opstapelen

(stapelde op, heeft opgestapeld), 1. aan stapels zetten: turf, stenen opstapelen; opgestapeld liggen, in grote hoeveelheid voorhanden zijn ; — ophopen, vergaren; 2. (wederk.) tot een stapel aangroeien: mijn werk stapelt zich op, wordt voortdurend meer (met de bijgedachte dat het niet afgedaan wordt).

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

opstapelen

stapelde op, h. opgestapeld (1 aan stapels zetten, al stapelende aan een hoop zetten; 2 fig. verzamelen): 1. turf, stenen, brandhout opstapelen; 2. de gierigaard tracht schatten op te stapelen; refl. moeielijkheden stapelden zich op.

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

opstapelen

(stapelde op, heeft opgestapeld) 1. op elkander stapelen: boeken -; boeken die zich -, die opgestapeld liggen. 2. ophogen: haat en wrok in jaren opgestapeld.

2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

opstapelen

(stapelde op, heeft opgestapeld), 1. aan stapels zetten: stenen opstapelen, opgestapeld liggen, in grote hoeveelheid voorhanden zijn; ophopen, vergaren; 2. (wederk.) tot een stapel aangroeien: mijn werk stapelt zich op, wordt voortdurend meer (met de bijgedachte dat het niet afgemaakt wordt); de bewijzen tegen de verdachte stapelen zich op.

2024-04-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Opstapelen

Opstapelen - (stapelde op, heeft opgestapeld), aan stapels zetten : turf, steenen opstapelen; op-, bijeenzamelen : mijn werk stapelt zich op, wordt voortdurend meer. OPSTAPELING, v. (-en).