opsporen
opsporen - regelmatig werkwoord uitspraak: op-spo-ren 1. iets of iemand zoeken en vinden ♢ de politie heeft de dief opgespoord Regelmatig werkwoord: op-spo-ren ik spoor op (... ik opspoor) ...
Muiswerk Educatief (2017)
opsporen - regelmatig werkwoord uitspraak: op-spo-ren 1. iets of iemand zoeken en vinden ♢ de politie heeft de dief opgespoord Regelmatig werkwoord: op-spo-ren ik spoor op (... ik opspoor) ...
Van Dale Uitgevers (1950)
(spoorde op, heeft opgespoord), 1. (van wild) door speuren vinden : honden die een haas opsporen ; 2. door nasporen, door zoeken ontdekken, vinden: de misdadiger opsporen ; de fout in een berekening opsporen.
M. J. Koenen's (1937)
spoorde op, h. opgespoord (op het spoor zien te komen, zien te vinden; door zoeken vinden): het wild opsporen; een dief opsporen.
Jozef Verschueren (1930)
('op) (spoorde op, heeft opgespoord) 1. het spoor ervan volgen: een haas, een misdadiger -. 2. zien te vinden: een man door de justitie opgespoord. 3. door vlijtig zoeken vinden: bescheiden -.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
(spoorde op, heeft opgespoord), op het spoor zien te komen, vinden: honden die een haas opsporen; door zoeken ontdekken: een misdadiger opsporen.
J.H. van Dale (1898)
Opsporen (spoorde op, heeft opgespoord), het spoor volgen van : een haas opsporen; den dader. den misdadiger opsporen; — door vlijtig en aanhoudend zoeken vinden of ontdekken: de fout in eene berekening opsporen; exploreeren. OPSPORING, v. (-en).
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: