Wat is de betekenis van opsluiting?

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

opsluiting

opsluiting - zelfstandig naamwoord uitspraak: op-slui-ting 1. het gevangen zetten ♢ de officier eiste opsluiting van de hooligan 2. het in een situatie zijn dat je niet weg kunt ♢ de opsluiting...

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Opsluiting

v., 1. het opsluiten of opgesloten woorden; gevangenzetting: opsluiting in een straf cel; veroordeeld tot eenzame opsluiting; 2. (nat.) het vasthouden van zekere gasvormige stoffen zonder dat er van een eigenlijke chemische verbinding sprake, is, occlusie ; 3. (bouwk.) het vastzetten van een aantal verbonden delen van een bouwwerk; 4. keg of wig...

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

opsluiting

v. opsluitingen: een jaar eenzame opsluiting; Belgie: lichte vrijheidsstraf in criminele zaken.

2024-04-19
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

opsluiting

v., 1. het opsluiten of opgesloten-worden: gevangenzetting: opsluiting in een strafcel; 2. het vasthouden van bepaalde gasvormige stoffen zonder dat er van een eigenlijke chemische verbinding sprake is, occlusie; 3. het vastzetten van een aantal verbonden delen van een bouwwerk; afsluitende rand om bestratingen.

2024-04-19
Zeemans woordenboek

Jacob van Lennep (1865)

Opsluiting

z.n.v. - Keg of wig, die tusschen het handvatsel en den hame gestoken wordt, om deze te doen vastzitten.