Wat is de betekenis van Opruimen?

2024-04-20
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

opruimen

(1970) (euf.) vernielen; doden. • Zij hebben gisteren een politiepost opgeruimd. (Leonard Huizinga: Bezeten wereld. 1970) • Als je Gerrie wilt opruimen, dan moet je het laten doen. (Nieuwe Revu, 10/11/1999) • Achteraf zijn nogal wat ex- commandanten omgekomen bij vetes in de Servische onderwereld, of opgeruimd omdat ze 'te veel wis...

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

opruimen

opruimen - regelmatig werkwoord uitspraak: op-rui-men 1. het ergens zetten of leggen waar het niet in de weg ligt ♢ heb jij mijn papieren opgeruimd? 2. in de uitverkoop verkopen ♢ na de zomer ru...

2024-04-20
Bridge Opzoekboek

drs. Toine van Hoof (2017)

opruimen

Afgooien. Meestal van toepassing op het afspel in een troefcontract waarbij de leider een hoge kaart in een zijkleur incasseert en daarop in de andere hand een verliezer in een andere zijkleur ‘opruimt’.

2024-04-20
Woordenboek van Eufemismen

Marc de Coster (2004)

opruimen

(1) Vernietigen (van de veestapel); doden. Een eufemisme dat aan het eind van de twintigste eeuw een plaats in onze woordenschat veroverde. Toestanden zoals dioxinekippen; varkenspest, mond- en klauwzeer zijn daar debet aan. Veel tot wanhoop gedreven boeren vinden het onethisch om gezonde dieren te verbranden. Termen zoals vernietiging liggen dan o...

2024-04-20
MOM's lexicon van de opvoedmisstanden

Marga Schiet (2003)

Opruimen

Opruimen hoef je een kind niet te leren. Opruimen is iets wat geleerd moet worden. Bij een kind dat van nature vrij ordelijk is ingesteld, zal dat gemakkelijker gaan dan bij een zogenaamde sloddervos. Maar ieder jong kind heeft eerst hulp nodig bij leren opruimen, want hij weet nog niet hoe het moet. Kleine kinderen kunnen leren opruimen in de vorm...

2024-04-20
Woordenboek Nederlandse termen van Bibliotheek en documentaire informatie

dr. P.J. van Swigchem en E.J. Slot (1990)

opruimen

zie: uitverkopen.

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Opruimen

v., opromje, -rûmje; (ordenen), opredde, -rommelje, -pakke, -kreammerje; (van vuil), ophimmelje, -klauwe.

2024-04-20
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Opruimen

(ruimde op, heeft opgeruimd), 1. ruim maken, ruimte doen ontstaan; (onpers.) dat ruimt op, dat geeft ruimte, (fig.) dat geeft verruiming, verlichting; 2. opzuiveren; gehakte, geboorde of geponste gaten zuiver afwerken; 3. (fig.) verlichten, vervrolijken (zie Opgeruimd)-, in Z.-Nederl. ook in actieve zin: hij deed het om de grijsa...