Opril
(<Fr. appareille), v. (-len), hellend oplopende weg om de kruin van een dijk, een verschansing enz. te kunnen bereiken.
Van Dale Uitgevers (1950)
(<Fr. appareille), v. (-len), hellend oplopende weg om de kruin van een dijk, een verschansing enz. te kunnen bereiken.
Dr. C.H. PH. Meijer (1919)
ook oprel, en andere vormen, = helling, oploopende weg. Een merkwaardig voorbeeld van wat volksetymologie vermag. Uit het fra. appareil ontstond het woord april voor een aangelegde schuinte, gelijkmaking; door het denken aan op(rijden) werd de a in o veranderd en sprak men van een opril of oprel; eens zoover zijnde vormde men daarnaast voor afloope...
J. Kramer (1908)
in de versterkingskunst een hellend vlak van zoodanige breedte en helling, dat vuurmonden en in het algemeen voertuigen er gemakkelijk op en af kunnen rijden naar de barbette of den walgang.
J.H. van Dale (1898)
Opril v. (-len), een hellend oploopende weg, tegen een aarden dijk of wal gelegd, waarlangs menschen, paarden, voertuigen en vuurmonden de kruin of walgang kunnen bereiken. Zie APRIL.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: