Wat is de betekenis van Opril?

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Opril

(<Fr. appareille), v. (-len), hellend oplopende weg om de kruin van een dijk, een verschansing enz. te kunnen bereiken.

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

opril

v. oprillen (tegen e. dijk oplopende weg).

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

opril

('op) m. (-len) [Fr. appareille] oplopende weg tegen een dijk of wal aan.

2024-04-25
Woorden en uitdrukkingen verklaard

Dr. C.H. PH. Meijer (1919)

Opril

ook oprel, en andere vormen, = helling, oploopende weg. Een merkwaardig voorbeeld van wat volksetymologie vermag. Uit het fra. appareil ontstond het woord april voor een aangelegde schuinte, gelijkmaking; door het denken aan op(rijden) werd de a in o veranderd en sprak men van een opril of oprel; eens zoover zijnde vormde men daarnaast voor afloope...

2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

opril

[Fr. appareille], m. (-len), oplopende weg tegen een dijk; (gew.) kluft.

2024-04-25
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

opril

opril - v., hellend pad tegen een dijk.

2024-04-25
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Opril

in de versterkingskunst een hellend vlak van zoodanige breedte en helling, dat vuurmonden en in het algemeen voertuigen er gemakkelijk op en af kunnen rijden naar de barbette of den walgang.

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Opril

Opril v. (-len), een hellend oploopende weg, tegen een aarden dijk of wal gelegd, waarlangs menschen, paarden, voertuigen en vuurmonden de kruin of walgang kunnen bereiken. Zie APRIL.

Gerelateerde zoekopdrachten