Oprichten
(richtte op, heeft opgericht), 1. in de hoogte heffen, overeind zetten: een paal, de mast oprichten ; — iem. oprichten, helpen op te staan, (fig.) steunen, moed ge\en, troosten; — zich in het bed oprichten, gaan zitten : — zich in zijn volle lengte oprichten, gaan staan; (ook) met opgerichten hoofde voo...