Wat is de betekenis van Oprechtheid?

2024-04-18
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

oprechtheid

oprechtheid - zelfstandig naamwoord uitspraak: op-recht-heid 1. het betrouwbaar en oprecht zijn ♢ deze politicus staat bekend om zijn oprechtheid Zelfstandig naamwoord: op-recht-heid de oprechtheid Synonie...

2024-04-18
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Oprechtheid

s., oprjochtens, ynfierenheit.

2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Oprechtheid

v., 1. rechtschapenheid, eerlijkheid; 2. ongeveinsdheid, eerlijke openhartigheid in het spreken.

2024-04-18
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

oprechtheid

v. (eerlijkheid; rechtschapenheid, goede trouw).

2024-04-18
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Oprechtheid

is de standvastige wil zich in woord en daad te richten naar de waarheid. De oprechte spreekt en doet naar zijn overtuiging. Volgens St. Thomas bestaat daarin de eenvoud. Opvoeding tot o. Het kind moet leeren: rustig en scherp waarnemen en juist weergeven. Door die oefening krijgt het eerbied en belangstelling voor de waarheid. Vooral de phantasie...

2024-04-18
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

oprechtheid

v., 1. rechtschapenheid, eerlijkheid; 2. ongeveinsdheid, eerlijke openhartigheid in het spreken.

2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Oprechtheid

Oprechtheid v. eerlijkheid, braafheid, zuiverheid (van bedoelingen, handelingen enz.); rechtschapenheid; goede trouw ; aan iemands oprechtheid twijfelen.