oppikken
oppikken - regelmatig werkwoord uitspraak: op-pik-ken 1. het met je oren waarnemen ♢ waar heb je dat verhaal opgepikt? 2. komen halen om mee te nemen ♢ de politie pikte de dief thuis op ...
Muiswerk Educatief (2017)
oppikken - regelmatig werkwoord uitspraak: op-pik-ken 1. het met je oren waarnemen ♢ waar heb je dat verhaal opgepikt? 2. komen halen om mee te nemen ♢ de politie pikte de dief thuis op ...
Van Dale Uitgevers (1950)
(pikte op, heeft opgepikt), 1. met de snavel opnemen en eten: een mus die het graan van de grond oppikt; 2. met een scherp voorwerp prikken en opnemen: tot de meid de gare poffertjes oppikt; 3. met een haak uit het water halen; (bij uitbr.) aan boord nemen: schipbreukelingen oppikken; de luchtballon werd door vissers opgepi...
M. J. Koenen's (1937)
pikte op, h. opgepikt (1 met de snavel opnemen [en eten]; 2 medenemen; medevoeren): 1. de mussen pikken allerlei voedsel op; 2. de kapitein pikte een op zee drijvende roeiboot op; de politie pikte een dronken man op, rekende in.
Jozef Verschueren (1930)
('op) (pikte op, heeft opgepikt) 1. pikkend opnemen: een mus die graan aan het was. 2. Zeew, met een haak uit het water ophalen: een roeiboot -: schipbreukelingen -. 3. aantreffen en medenemen: hij werd door zijn vriend opgepikt.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
(pikte op, heeft opgepikt), 1. met de snavel opnemen en eten; 2. met een haak uit het water halen; (bij uitbreiding) aan boord nemen: schipbreukelingen oppikken; 3. aantreffen en meenemen: de politie pikte de dief op, rekende hem in; 4. (fig.) iets vernemen, horen.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: