Oppikken
(pikte op, heeft opgepikt), 1. met de snavel opnemen en eten: een mus die het graan van de grond oppikt; 2. met een scherp voorwerp prikken en opnemen: tot de meid de gare poffertjes oppikt; 3. met een haak uit het water halen; (bij uitbr.) aan boord nemen: schipbreukelingen oppikken; de luchtballon werd door vissers opgepi...