Wat is de betekenis van opofferen?

opofferen - regelmatig werkwoord uitspraak: op-of-fe-ren 1. het ergens voor afstaan, het ervoor over hebben ♢ daar wil ik mijn vrije dag wel aan opofferen 2. je beschikbaar stellen voor iets wat niemand anders wil doen...

v., opofferje.

...

(offerde op, heeft opgeofferd), 1. (van personen) aan God toewijden, opdragen : bij de kerkgang offert zij het kind, haar door God geschonken, aan Hem weder op; 2. (R.-K.) brood en wijn opdragen : het lichaam en bloed van de Godmens, dat in de gedaante van brood en wijn in de Mis aan God wordt opgeofferd; 3. (fig.) ten ...

offerde op, h. opgeofferd (ten offer brengen; als een offer opdragen; toewijden, opdragen): zich opofferen, eigen belangen achterstellen; zich aan God opofferen, wijden.

('op) (offerde op, heeft opgeofferd) 1. aan God toewijden, opdragen: Jezus werd in de tempel opgeofferd. 2. prijsgeven: hij heeft er zijn nachtrust, zijn gezondheid voor opgeofferd; de troepen werden roekeloos opgeofferd; zich voor iemand -. Syn. ➝ offeren.

(offerde op, heeft opgeofferd), ten offer brengen, prijsgeven: goed en bloed voor iemand opofferen, alles voor hem over hebben: zijn belangen aan het algemeen welzijn opofferen, zijn belangen daarvoor achterstellen; iemand opofferen, als offer laten vallen.

Opofferen -(offerde op, heeft opgeofferd), als een offer opdragen, ten offer brengen : het lichaam en bloed van den Godmensch, dat in de gedaante van brood en wijn in de Mis aan God wordt opgeofferd; — goed en bloed voor iem. opofferen, alles voor hem veil hebben; — zijne belangen aan het algemeene welzijn opofferen, zijne belangen daa...

zie Offeren.