Wat is de betekenis van Oploop?

2024-03-29
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

oploop

opskudding; skare; opgeloop, boontoe loop; toeneem; kry (siekte); opswel.

2024-03-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Oploop

s., oprin.

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Oploop

m., 1. het te hoop lopen, het onrustig samenlopen van een menigte, samenscholing : een oploop veroorzaken ; — (concr.) te hoop gelopen menigte ; — een oploop achter zich hebben, zich zo gedragen, dat men door veel mensen nagezien en gevolgd wordt; 2. opzwelling: oploop van bloed; 3. (...lopen) (scheepsb.) voortzet...

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

oploop

m. oplopen (opschudding, samenscholing): een oploop op het marktplein, relletje.