Wat is de betekenis van oplichting?

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

oplichting

oplichting - zelfstandig naamwoord uitspraak: op-lich-ting 1. het iemand geld of goed afhandig maken ♢ door oplichting is hij nu 20.000 euro armer Zelfstandig naamwoord: op-lich-ting de oplichting Synoniem...

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Oplichting

v., mv. ongew., het oplichten, inz. 1. het optillen; 2. ontvoering; 3. oplichterij ; volgens het W.v.Strafr. (a. 317) het met het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling, hetzij door het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, hetzij door listige kunstgrepen, hetzij door een samenweefsel van verdichtsels, iem. bewegen tot de...

2024-04-25
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Oplichting

een tegen het vermogen gericht misdrijf door middel van bedrog en misleiding en waarbij wederrechtelijke bevoordeling het oogmerk is. O. wordt in Ned. gestraft met gevangenisstraf van max. 3 jaar (Sw. art. 326); in Big. met gevang, van max. 5 jaar en geldboete van max. 3000 fr. (Sw. art. 496).

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

oplichting

v. oplichtingen (het oplichten in bet. 2 en 3): een brutale oplichting.

2024-04-25
Encyclopedie voor Iedereen

John Kooy (1933)

Oplichting

het benadeelen v/e ander, door hem te bewegen door een samenweefsel v. verdichtselen, geld of goederen af te geven. Is in Ned. strafbaar met gevangenisstraf v. ten hoogste 3 jaren.

2024-04-25
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Oplichting

(Ned. recht) is een vorm van bedrog. In het algemeen is het kenmerk van bedrog hierin gelegen, dat iemand door een bedrieglijke handeling zichzelf of een ander een (onrechtmatig vermogensvoordeel verschaft of wil verschaffen. Aan o. maakt zich schuldig hij, die, met het oogmerk om zich of een ander te bevoordeelen door het aannemen van een valschen...

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

oplichting

('op) v. (-en) het oplichten.

2024-04-25
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Oplichting

Oplichting. - Hij die, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordeelen, hetzij door het aannemen van een valschen naam of van een valsche hoedanigheid, hetzij door listige kunstgrepen, hetzij dooreen samenweefsel van verdichtsels, iemand beweegt tot afgifte van eenig goed of tot het aangaan van een schuld of het tenietdoen van...

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

oplichting

v., 1. ontvoering; 2. oplichterij; het door valse voorspiegelingen geld of goed afhandig maken; vorm van bedrog. In Nederland wordt hij die met het oogmerk zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, hetzij door het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, hetzij door listige kunstgrepen, hetzij door een samenweefsel van v...