Wat is de betekenis van ophouden?

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

ophouden

ophouden - onregelmatig werkwoord uitspraak: op-hou-den 1. daar zijn ♢ hij houdt zich op in de bosjes 2. niet meer doorgaan ♢ het is opgehouden met regenen 1. dan h...

2024-04-20
Bridge Opzoekboek

drs. Toine van Hoof (2017)

ophouden

Het bewust niet nemen van een slag in een kleur die door de tegenpartij is voorgespeeld. Ophouden is een veel toegepaste techniek in het af- en tegenspel van -met name- SA-contracten. De bedoeling is de communicatie van de tegenpartij te bemoeilijken dan wel geheel te verbreken. Voorbeeld:Tegen een SA-contract van zuid komt west, die geen entrees...

2024-04-20
Woordenboek van Eufemismen

Marc de Coster (2004)

ophouden

Voor definitie zie bestuurlijk* ophouden. In het Amsterdamse Westelijk Havengebied wordt op dit moment nog gewerkt aan een loods waar straks vijfduizend mensen tegelijk kunnen worden ‘opgehouden’, een misleidende term voor ‘gevangen gezet in een doos’. Nieuwe Revu, 07-06-2000

2024-04-20
Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

ophouden

ophouden - het nemen van kinderen uitstellen ; het orgasme (’n tijdje) tegenhouden.

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Ophouden

s.n.; zonder —, oan ien tried gleed, stik wei (troch), oanienwei.

2024-04-20
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Ophouden

(hield op, heeft opgehouden), I. overg., 1. rechtop-, in de hoogte-, omhooghouden: van zwakte kon hij zijn hoofd niet ophouden; die boomtak wordt met een schoor opgehouden; hou je japon wat op ; — een streng garen, katoen enz. ophouden, op de armen omhoog en uiteenhouden, zodat een ander het kan opwinden; — (fig.) zijn...

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

ophouden

I. hield op, h. (1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8). i. (6) opgehouden (1 omhooghouden; verhinderen te vallen; 2 uitsteken; 3 op dezelfde plaats houden, inz. op het hoofd houden; 4 hooghouden: op peil houden, niet kleineren; 5 terughouden, tegenhouden; belemmeren in ‘t werken, 6 eindigen, uitschelden, 7 refl. tijdelijk verblijven, vertoeven, 8 refl. zic...

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

ophouden

('op) (hield op, heeft opgehouden) I. 1. in de hoogte houden: dat touw kan dat gewicht niet -. 2. openhouden: houd de zak even op. 3. hoog houden; zijn stand, rang, fatsoen, waardigheid -: zijn eer, naam -. 4. op zijn plaats doen blijven: het water -. 5. niet doorlaten: een brief, goederen -. 6. door praten terughouden: iemand -. 7. belet...