ophouden
ophouden - onregelmatig werkwoord uitspraak: op-hou-den 1. daar zijn ♢ hij houdt zich op in de bosjes 2. niet meer doorgaan ♢ het is opgehouden met regenen 1. dan h...
Nederlands woordenboek voor onderwijs
ophouden - onregelmatig werkwoord uitspraak: op-hou-den 1. daar zijn ♢ hij houdt zich op in de bosjes 2. niet meer doorgaan ♢ het is opgehouden met regenen 1. dan h...
Marc De Coster
Voor definitie zie bestuurlijk* ophouden. In het Amsterdamse Westelijk Havengebied wordt op dit moment nog gewerkt aan een loods waar straks vijfduizend mensen tegelijk kunnen worden ‘opgehouden’, een misleidende term voor ‘gevangen gezet in een doos’. Nieuwe Revu, 07-06-2000
Nu slechts 21,95!
AUTEUR VAN HET BRIDGE WOORDENBOEK - "BRIDGE OPZOEKBOEK" (UITGAVE 1998)
Het bewust niet nemen van een slag in een kleur die door de tegenpartij is voorgespeeld. Ophouden is een veel toegepaste techniek in het af- en tegenspel van -met name- SA-contracten. De bedoeling is de communicatie van de tegenpartij te bemoeilijken dan wel geheel te verbreken. Voorbeeld:Tegen een SA-contract van zuid komt west, die geen entrees...
Hans Heestermans
ophouden - het nemen van kinderen uitstellen ; het orgasme (’n tijdje) tegenhouden.
Nederlandse encyclopedie
(hield op, heeft en is opgehouden), I. (overg.) 1. rechtop, in de hoogte omhooghouden: een knot wol ophouden; op de armen omhoog-en uiteenhouden, zodat een ander de wol kan opwinden; (fig.) op een bepaald peil houden: zijn eer, stand ophouden, die hoog houden, verdedigen; 2. iets omhooghouden met de bedoeling dat er wat ingedaan wordt: zijn hand...
Friesch woordenboek
s.n.; zonder —, oan ien tried gleed, stik wei (troch), oanienwei.
Nederlands woordenboek (7e druk - 1950)
(hield op, heeft opgehouden), I. overg., 1. rechtop-, in de hoogte-, omhooghouden: van zwakte kon hij zijn hoofd niet ophouden; die boomtak wordt met een schoor opgehouden; hou je japon wat op ; — een streng garen, katoen enz. ophouden, op de armen omhoog en uiteenhouden, zodat een ander het kan opwinden; — (fig.) zijn...
M. J. Koenen's Verklarend handwoordenboek
I. hield op, h. (1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8). i. (6) opgehouden (1 omhooghouden; verhinderen te vallen; 2 uitsteken; 3 op dezelfde plaats houden, inz. op het hoofd houden; 4 hooghouden: op peil houden, niet kleineren; 5 terughouden, tegenhouden; belemmeren in ‘t werken, 6 eindigen, uitschelden, 7 refl. tijdelijk verblijven, vertoeven, 8 refl. zic...
Modern Woordenboek (1930-1961)
('op) (hield op, heeft opgehouden) I. 1. in de hoogte houden: dat touw kan dat gewicht niet -. 2. openhouden: houd de zak even op. 3. hoog houden; zijn stand, rang, fatsoen, waardigheid -: zijn eer, naam -. 4. op zijn plaats doen blijven: het water -. 5. niet doorlaten: een brief, goederen -. 6. door praten terughouden: iemand -. 7. belet...
Groot woordenboek der Nederlandsche taal
Het begrip ophouden heeft 2 verschillende betekenissen: 1. ophouden - Ophouden (hield op, heeft opgehouden), rechtop-, in de hoogte-, omhooghouden : van zwakte kon hij zijn hoofd niet ophouden; die boomtak wordt met een schoor opgehouden; houd je japon wat op; — (fig.) iemands eer ophouden, die hoog houden, verdedigen; — de eer van he...
Handwoordenboek van Nederlansche Synoniemen 1898
zie Aflaten, zie Eindigen.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.