Wat is de betekenis van opgezwollen?

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

opgezwollen

opgezwollen - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: op-ge-zwol-len 1. erg breed of met een grote omvang ♢ zijn enkel is helemaal opgezwollen 2. sterk overdreven ♢ je herkent hem aan zijn opgezwollen...

2024-04-20
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

opgezwollen

opgezwollen - Het toenemen in omvang of grootte, bijvoorbeeld door opblazen of door opeenhopingen van vloeistof.

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Opgezwollen

adj., tsjok, forbolgen.

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Opgezwollen

bn., 1. door zwelling dik geworden: een opgezwollen vinger; 2. (-er, -st), (fig., veroud.) hoogdravend (van stijl).

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

opgezwollen

bn. (door zwelling dik geworden): een opgezwollen voet.

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

opgezwollen

('op) bn. (-er, -st) 1. door zwellen dik geworden: een hand. 2. hoogdravend: in stijl.

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Opgezwollen

Opgezwollen bn. dik geworden : een opgezwollen vinger; (fig.) (-er. -st), hoogdravend (van stijl). OPGEZWOLLENHEID, v.