opgeruimd
opgeruimd - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: op-ge-ruimd 1. in een goede stemming ♢ ze heeft een opgeruimd karakter 2. alles ordelijk, zonder rommel ♢ we kwamen in een huis met opgeruimde kamers...
Muiswerk Educatief (2017)
opgeruimd - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: op-ge-ruimd 1. in een goede stemming ♢ ze heeft een opgeruimd karakter 2. alles ordelijk, zonder rommel ♢ we kwamen in een huis met opgeruimde kamers...
Fa. A.J. Osinga (1952)
adj., fleurich, luftich, loftich, tierich, monter, blier(hertich), libben, fleurich op ’e tried.
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw. (-er, -st), 1. vrolijk, blijgeestig: opgeruimd van aard; een opgeruimd karakter; opgeruimd zingen; — blijk gevend van die gestemdheid; 2. ordelijk geschikt, geruimd: de nog niet opgeruimde kamers; — (zegsw.) opgeruimd staat netjes, iron. in toepassing op het vertrekken van lastig of vervelend...
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
(het accent wisselt), bn. en bw. (-er, st), 1. ordelijk geschikt, geruimd: de nog niet opgeruimde kamers; (zegsw.) staat netjes, ironisch in toepassing op het vertrek van ongewenst gezelschap; 2. vrolijk, blijgeestig: opgeruimd van aard; een opgeruimd karakter; opgeruimd zingen.
J.H. van Dale (1898)
Opgeruimd bn. bw. (-er, -st), vroolijk, blijgeestig : opgeruimd van aard; een opgeruimd karakter; opgeruimd zingen. OPGERUIMDHEID, v. goede luim, vroolijkheid.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: