opgang
opgang - zelfstandig naamwoord uitspraak: op-gang 1. steeds groter of beter worden ♢ de computer heeft de laatste twintig jaar veel opgang gemaakt 2. het omhoog komen van een hemellichaam ♢ vlak...
Muiswerk Educatief (2017)
opgang - zelfstandig naamwoord uitspraak: op-gang 1. steeds groter of beter worden ♢ de computer heeft de laatste twintig jaar veel opgang gemaakt 2. het omhoog komen van een hemellichaam ♢ vlak...
Van Dale Uitgevers (1950)
m., 1. het opgaan van een hemellichaam: vóór, na de opgang der zon; 2. het opgaan, het groeien : de opgang van het lijnzaad; — (bij vergelijking) wasdom, jeugd: de opgang van zijn leven; — (Zuidn.) voorjaar, lente; 3. opkomst; — voorspoed, succes ; thans alleen in opgang maken (vooral va...
M. J. Koenen's (1937)
m. opgangen (het opgaan): de opgang der zon; te huur een bovenhuis met vrije trap; zegsw. (geen) opgang maken, (geen) bijval vinden ,(niet) in de mode komen; Z.-N. in de(n) in de lente; Z.-N. (spel) wie heeft er de opgang, moet beginnen?
Jozef Verschueren (1930)
('op) m. (-en) I. Eig. het opgaan. 1. zichtbaar worden: de van de zon. 2. opgroeien: van het vlas; de van zijn leven; de van een volk; maken, bijval vinden. II. Metn. datgene waarlangs men opgaat, trap: een bovenhuis met vrije -.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
m., 1. het opgaan van een hemellichaam: na de van de zon; 2. opkomst; voorspoed, succes; thans alleen in: opgang maken (vooral van geschriften en denkbeelden); 3. weg die naar boven leidt; een bovenhuis met vrije opgang , met eigen trap.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: