opfleuren
opfleuren - regelmatig werkwoord uitspraak: op-fleu-ren 1. weer fleurig worden of maken ♢ de bloemen zijn door de regenbui helemaal opgefleurd 2. weer vrolijk worden of maken ♢ door het bezoek i...
Muiswerk Educatief (2017)
opfleuren - regelmatig werkwoord uitspraak: op-fleu-ren 1. weer fleurig worden of maken ♢ de bloemen zijn door de regenbui helemaal opgefleurd 2. weer vrolijk worden of maken ♢ door het bezoek i...
Dr. E. Schröder (1980)
Het werkwoord opfleuren komt voor in de betekenis: fleurig, monter, opgewekt worden en: fleurig, monter, opgewekt maken. Men zegt bijvoorbeeld: hij fleurde helemaal op door het bezoek van zijn meisje; je kunt die japon met een strik best wat opfleuren. De kern van het woord wordt gevormd door het woord fleur, dat ontleend is aan het Franse fleur: b...
Fa. A.J. Osinga (1952)
v., opfleurje; (opmonteren), opmonterje, -heurgje, -kwik(ker)je, opmoedigje; (opleven), oplibje, -simmerje, jin opjaen.
Van Dale Uitgevers (1950)
(fleurde op, is en heeft opgefleurd), 1. (overg.) (weer) fleurig maken: die regen zal al het groen wel opfleuren; — fig. : een kamer wat opfleuren, vrolijker maken met wat versiering enz.; — iemand opfleuren, opmonteren, opvrolijken; 2. (onoverg.) weder fleurig, levenslustig, monter enz. worden.
M. J. Koenen's (1937)
fleurde op, h. (1), i. (2) opgefleurd (1 tot bloei brengen; fig. opmonteren; 2 tot bloei komen; fig. opgemonterd worden); 1. die regenbui zal de bloemen wel opfleuren; hoop kan een terneergeslagen mens wat opfleuren; 2. hij is geheel opgefleurd.
Jozef Verschueren (1930)
('op) (fleurde op, opgefleurd) I. (heeft) 1. weder fleurig maken: de regen zal de bloemen weer -. 2. weder levenslust geven: de lente komt ons -. II. (is) weder fleurig worden: de jongen is aanmerkelijk opgefleurd.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
(fleurde op, is en heeft opgefleurd), 1. (overg.) (weer) fleurig, vrolijk maken: een kamer wat opfleuren; iemand opfleuren, opmonteren, opvrolijken; 2. (onoverg.) weer fleurig, levenslustig, monter enz. worden.
J.H. van Dale (1898)
Opfleuren (fleurde op, is en heeft opgefleurd) (flg.) weder fleurig worden, tot vorigen welstand geraken; — iemand opfleuren, opmonteren, opvroolijken. OPFLEURING, v.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: