opdragen
opdragen - onregelmatig werkwoord uitspraak: op-dra-gen 1. zeggen dat hij het moet doen ♢ hij heeft mij opgedragen het kantoor af te sluiten Onregelmatig werkwoord: op-dra-gen ik draag op (... ik opdraag)...
Muiswerk Educatief (2017)
opdragen - onregelmatig werkwoord uitspraak: op-dra-gen 1. zeggen dat hij het moet doen ♢ hij heeft mij opgedragen het kantoor af te sluiten Onregelmatig werkwoord: op-dra-gen ik draag op (... ik opdraag)...
Fa. A.J. Osinga (1952)
v., opdrage, -lizze, bistelle, hjitte; iem. iets (vervelends) —, immen hwat op ’e lea plakke.
Van Dale Uitgevers (1950)
(droeg op, h. en is opgedragen), 1. (overg.) naar boven dragen, omhoogbrengen: de turf opdragen, op de zolder brengen; — vis opdragen, de manden met vis op de afslagtafel plaatsen; 2. op tafel brengen: het eten opdragen; 3. op iets brengen: (drukk.) de inkt opdragen, op de vorm aanbrengen; 4. iets zo lang dragen...
M. J. Koenen's (1937)
droeg op, h. opgedragen (1 naar boven dragen; van spijzen: op tafel brengen; 2 zolang dragen, tot het versleten is; 3 gelasten; toevertrouwen; 4 toeeigenen, toewijden als bewijs van eerbied): 1. de soep opdragen; 2. een broek opdragen; 3. iem. een boodschap opdragen; iem. de zorg voor de kinderen opdragen; 4. iem. een boek opdragen.
Jozef Verschueren (1930)
('ob) (droeg op, heeft opgedragen) 1. naar boven dragen: zij droegen de zieke met moeite de trap op; zaad (in het pakhuis) is een zwaar werk. 2. op tafel dragen: het middagmaal -. 3. dragen tot het versleten is: zijn schoenen -. 4. toevertrouwen: iemand de zorg voor een kind -. 5. doen uitvoeren: iemand de uitwerking van een plan, een bood...
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
(droeg op, heeft en is opgedragen), 1. naar boven dragen, omhoogbrengen; 2. op tafel brengen: spijzen opdragen; 3. iets zo lang dragen tot het geheel versleten is: zijn kleren opdragen; 4. aan iemand aanbieden en in zijn bescherming aanbevelen, aan zijn hoede toevertrouwen: men droeg hem het voorzitterschap op; (van een last, een taak enz.) iema...
J.H. van Dale (1898)
Opdragen (droeg op, heeft opgedragen), iets zoo lang dragen tot het geheel versleten is: zijn kleeren opdragen; die schoenen zijn opgedragen, kunnen niet meer gemaakt worden; — naar boven gaan, stijgen, klimmen: die weg mag niet te veel opdragen; — naar boven dragen: de turf opdragen, op den zolder brengen; — op iets dragen: het...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: