Wat is de betekenis van Opdragen?

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

opdragen

opdragen - onregelmatig werkwoord uitspraak: op-dra-gen 1. zeggen dat hij het moet doen ♢ hij heeft mij opgedragen het kantoor af te sluiten Onregelmatig werkwoord: op-dra-gen ik draag op (... ik opdraag)...

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Opdragen

v., opdrage, -lizze, bistelle, hjitte; iem. iets (vervelends) —, immen hwat op ’e lea plakke.

2024-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Opdragen

(droeg op, h. en is opgedragen), 1. (overg.) naar boven dragen, omhoogbrengen: de turf opdragen, op de zolder brengen; — vis opdragen, de manden met vis op de afslagtafel plaatsen; 2. op tafel brengen: het eten opdragen; 3. op iets brengen: (drukk.) de inkt opdragen, op de vorm aanbrengen; 4. iets zo lang dragen...

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

opdragen

droeg op, h. opgedragen (1 naar boven dragen; van spijzen: op tafel brengen; 2 zolang dragen, tot het versleten is; 3 gelasten; toevertrouwen; 4 toeeigenen, toewijden als bewijs van eerbied): 1. de soep opdragen; 2. een broek opdragen; 3. iem. een boodschap opdragen; iem. de zorg voor de kinderen opdragen; 4. iem. een boek opdragen.

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

opdragen

('ob) (droeg op, heeft opgedragen) 1. naar boven dragen: zij droegen de zieke met moeite de trap op; zaad (in het pakhuis) is een zwaar werk. 2. op tafel dragen: het middagmaal -. 3. dragen tot het versleten is: zijn schoenen -. 4. toevertrouwen: iemand de zorg voor een kind -. 5. doen uitvoeren: iemand de uitwerking van een plan, een bood...

2024-04-19
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

opdragen

(droeg op, heeft en is opgedragen), 1. naar boven dragen, omhoogbrengen; 2. op tafel brengen: spijzen opdragen; 3. iets zo lang dragen tot het geheel versleten is: zijn kleren opdragen; 4. aan iemand aanbieden en in zijn bescherming aanbevelen, aan zijn hoede toevertrouwen: men droeg hem het voorzitterschap op; (van een last, een taak enz.) iema...

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Opdragen

Opdragen (droeg op, heeft opgedragen), iets zoo lang dragen tot het geheel versleten is: zijn kleeren opdragen; die schoenen zijn opgedragen, kunnen niet meer gemaakt worden; — naar boven gaan, stijgen, klimmen: die weg mag niet te veel opdragen; — naar boven dragen: de turf opdragen, op den zolder brengen; — op iets dragen: het...