Wat is de betekenis van opdoen?

2024-04-16
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

opdoen

opdoen - onregelmatig werkwoord uitspraak: op-doen 1. het krijgen zonder dat je het weet ♢ hij heeft daar een vervelende ziekte opgedaan Onregelmatig werkwoord: op-doen ik doe op (... ik opdoe) ...

2024-04-16
Brabants Handwoordenboek

Prof. dr. Jos Swanenberg (2015)

opdoen

(ww) gebeuren WB.

2024-04-16
Kuifje in Vlaanderen

Michel Uyen

opdoen

opmaken, uitgeven. Hoeveel doe je op als je een avond uitgaat?

2024-04-16
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

opdoen

(deed op, opgedaan) geld opmaken, verkwisten. Iedereen mag al zijn geld opdoen en België zal nooit zijn overheidsschuld moeten betalen.- LN, 12-01-2002. -haar opmaken, een voorraad inslaan, inkopen - de indruk opdoen, de indruk krijgen zie valling.

2024-04-16
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

opdoen

1. (Het haar) opmaken. 2. (Geld) opmaken, verteren, verkwisten. Als ge veel geld hebt, kunt ge veel opdoen, Gehoord te Boom juni 1978. 3. (Een voorraad) inslaan, inkopen. 4. In de verb. de indruk opdoen, de indruk krijgen. (In de standaardt. wel bijv.: op reis nieuwe indrukken opdoen). Brozen alleen heeft de indruk opgedaan van iet...

2024-04-16
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

opdoen

opgedoen, kry, bekom; opmaak.

2024-04-16
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Opdoen

v., opdwaen; (van ziekte), skypje, oprinne, oanhelje, jin op 'e hals helje.

2024-04-16
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Opdoen

(deed op, heeft opgedaan), 1. naar boven brengen, in de hoogte doen: stro opdoen, boven een stal enz. tassen; — (Zuidn.) het haar opdoen, opmaken; 2. opnemen en wegruimen: vuiligheid opdoen; — meest met objectsverwiss.: de grond opdoen, aandweilen of -vegen; 3. (wederk.) te voorschijn komen, z...

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-16
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

opdoen

deed op, h. opgedaan (1 kopen, inslaan. zich verschaffen of krijgen; vernemen; 2 te voorschijn brengen; 3 refl. te voorschijn komen; zich vertonen; 4 in orde brengen; 5 Z.-N. verkwisten): 1. turf opdoen; veel kennis opdoen; nieuws opdoen; een ziekte waar heeft hij dat opgedaan? 2. het eten opdoen; 3. het landschap doet zich op; er doen zich geen...