Opbiechten
v., opbychtsje.
Van Dale Uitgevers (1950)
(biechtte op, heeft opgebiecht), (fig.) bekennen, zeggen wat men weet of denkt: nu moet je eens eerlijk opbiechten: wist je er van af?
M. J. Koenen's (1937)
biechtte op, h. opgebiecht, (bekennen, naar waarheid mededelen): hij biechtte alles eerlijk op.
Jozef Verschueren (1930)
('ob) (biechtte op, heeft opgebiecht) bekennen, belijden: biecht nu eens op alles wat je vandaag weer uitgehaald hebt.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
(biechtte op, heeft opgebiecht), (fig.) bekennen, zeggen wat men weet of denkt: nu moet je eens eerlijk opbiechten: wist je ervan af?
J.H. van Dale (1898)
Opbiechten (biechtte op, heeft opgebiecht), (fig.) bekennen, zeggen wat men weet: nu moet gij eens eerlijk opbiechten: wist gij er van af?
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: