Oostindisch
adj. & adv., Eastyndysk; -e kers, ljippekop, hakje-, hertsjeblom; — doof, Ingelsk dôf, kwarteldôf, dôf foar it iene ear.
Fa. A.J. Osinga (1952)
adj. & adv., Eastyndysk; -e kers, ljippekop, hakje-, hertsjeblom; — doof, Ingelsk dôf, kwarteldôf, dôf foar it iene ear.
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw., 1. in Oost-lndië geboren of daar verblijvende: Oostindische Dames en Heren; — Oostindisch ambtenaar, eert. offic. naam voor gediplomeerde ambtenaren in dienst bij de regering van Nederlands-Indië; — in Oost-lndië thuis horende, daaruit herkomstig: Oostindische specerijen; — Oostindische inkt, inktsoort om m...
M. J. Koenen's (1937)
bn., bw. ([als] van, in, uit, eigen aan, betrekking hebbende op Oost-Indië): de Oostindische Compagnie, 1602-1799; Oostindisch doof zijn, zich Oostindisch doof houden, doen alsof men iets niet hoorde; zie kers II, kapper II.
Jozef Verschueren (1930)
(o:st'indiə) bn. en bw. (als) van, in, uit, betreffende Oost-Indië : de -e archipel; ambtenaar; -e specerijen; schip; -e handel; -e landen, eilanden, kwartieren; -e Kompagnie, Nederlandse Oostindische Kompagnie. → doof, inkt, lading, reis.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: