Wat is de betekenis van Oorlof?

2024-03-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

oorlof

(13e eeuw, vero) toestemming, vergunning; verlof (om heen te gaan); (16e eeuw) afscheid; vaarwel; adieu. "Oorlof mijn arme schapen, Die zijt in grooten nood". (Vaarwel uit het Wilhelmus). 'Zijn oorlof nemen': afscheid nemen. • Oorlof, afscheid; hier: adieu, vaarwel. Elders beteekent het: verlof, vergunning, afscheid. „ Soo nam hij oorlof...

2024-03-29
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

oorlof

1. Vergunning, verlof; veelal: toestemming; - iem. oorlof geven, iem. toestemming geven; soms bep.: iem. laten gaan, loslaten enz. Het ging er burgerlijk saai toe: Thetis stond te blozen vóór de braadpan, Daffodil pruilde omdat ze geen oorlof kreeg een derde whiskytje in te schenken, BRULEZ 1950, 168. Ik ondervond aan haar gel...

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Oorlof

o., (veroud., Zuidn.) vergunning, verlof; bep. verlof om heen te gaan ; afscheid ; ook als afscheidswoord, vaarwel: oorlof mijn arme schapen, die zijt in grote nood (Wilhelmus).

2024-03-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

oorlof

o. (vergunning, verlof, enigszins vero.; Z.-N.; afscheid): bij oorlof van schepenen; mei uw oorlof; zonder oorlof hebben; in de 16e eeuw bet. oorlof nog zoveel als vaarwel: mijn arme schapen! (Wilhelmuslied).

2024-03-29
Woordenboek voor praktische kennis

Dr. L.M. Metz (1937)

Oorlof

Een oud woord, dat vroeger vergunning, verlof beteekende. Met uw oorlof. In de 16de eeuw was oorlof een afscheidswoord : Oorlof mijn arme schapen, Die zijt in grooten nood. (Vaarwel uit het Wilhelmus).

2024-03-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

oorlof

('o:r) o. [(ver)oorloven] Veroud. I. Eig. 1. Algm. vergunning, verlof. 2. Inz. verlof om heen te gaan : iemand – geven. II. Metn. [van I 2] 1. afscheid. 2. afscheidswoord als vaarwel, adieu : – mijn arme schapen, die zijt in grooten noot (Wilhelmuslied).

2024-03-29
Woorden en uitdrukkingen verklaard

Dr. C.H. PH. Meijer (1919)

Oorlof

eerst verlof in ’t alg., dan verlof tot afscheid nemen, dan ook alleen afscheid; mnl. oorlof, orlof, evenals verlof een samenstelling met loof, waarvan de o-klank verkort is (vgl. hgd. Urlaub) en dat wel verwant zal zijn met gelooven ; in de afleiding veroorloven is nog een open o gebleven, terwijl van verlof ook het rnv. verloven luidt. Oor...

2024-03-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

oorlof

o., 1. vergunning, verlof; 2. (vero.; gew.) afscheid.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)

Gerelateerde zoekopdrachten