Wat is de betekenis van onzijdig?

2023-06-10
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

onzijdig

onzijdig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: on-zij-dig 1. wie geen partij kiest in een conflict ♢ ik stel me bij die ruzies altijd onzijdig op 2. niet mannelijk of vrouwelijk ♢ zelfstandige naam...

Lees verder
2023-06-10
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Onzijdig

adj., ûnsidich.

2023-06-10
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onzijdig

bn. bw. (-er, -st), 1. neutraal, niet in een strijd betrokken, geen partij kiezende, resp. als niet tot een partij behorende geëerbiedigd moetende worden: Nederland wilde onzijdig blijven; België werd tot een onafhankelijke en onzijdige staat verklaard; 2. tot een neutrale mogendheid behorende : schepen welke als bepaald onzijdig eigendo...

Lees verder

Direct toegang tot alle 8 resultaten over onzijdig?

Word nu vriend van Ensie
2023-06-10
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

onzijdig

bn. (1 buiten de partijen staande; neutraal, niet in een strijd betrokken; 2 tot een neutrale mogendheid behorende; 3 spraakk. noch mannelijk, noch vrouwelijk): 1. een onzijdige vlag; zich onzijdig houden, d. i. geen partij kiezen; 2. onzijdige schepen; 3. paard is onzijdig; het onzijdig taalgeslacht.

Lees verder
2023-06-10
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Onzijdig

➝ Geslacht.

2023-06-10
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

onzijdig

(on'zijdəch) bn. en bw. (-er, -st) 1. buiten de partij staand, onpartijdig, neutraal : een onderzoek; zich houden. 2. van een onzijdige mogendheid: een -e vlag. 3. Taalk. niet mannelijk of vrouwelijk : het geslacht. 4. Taalk. onovergankelijk : -e werkwoorden.

Lees verder
2023-06-10
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

onzijdig

bn. en bw. (-er, -st), 1. buiten de partijen staande: een onzijdige kritiek; 2. niet in een strijd betrokken, neutraal: Nederland wilde blijven; 3. (taalkunde) van zn., mannelijk noch vrouwelijk, in het Nederlands aangeduid met het; 4. (plantkunde) geslachtloos, noch meeldraden noch stampers bezittend; 5. (scheikunde) noch zuur noch alkalisch r...

Lees verder
2023-06-10
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Onzijdig

bn. bw. (-er, -st), onpartijdig, neutraal, niet in een strijd betrokken : België werd tot een onafhankelijken en onzijdigen staat verklaard; — tot eene onzijdige mogendheid behoorende: schepen welke als bepaald onzijdig eigendom zijn verzekerd; onzijdige vlag; — een onzijdig gebied, een onverdeeld stuk grond, tusschen twee rijken...

Lees verder