onzalig
...
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw. (-er, -st), uiterst ongelukkig, diep ellendig; (van zaken) ellende met zich brengende of veroorzakende: hoe onzalig is mijn lot; ’t kind uit die onzalige echt gesproten; een onzalig ogenblik; ware dit onzalige woord slechts ongesproken gebleven!
M. J. Koenen's (1937)
bn., bw. (diep ongelukkig): een onzalig lot, ogenblik; de onzalige klassenstrijd, die onzalige burgertwisten.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bn. en bw. (-er, -st), uiterst ongelukkig, diep ellendig; (van zaken) ellende met zich brengend of veroorzakend: een onzalig ogenblik.
J.H. van Dale (1898)
bn. bw. (-er, -st), uiterst ongelukkig, diep ellendig (van personen); ellende met zich brengende of veroorzakende: hoe onzalig is mijn lot; ’t kind uit dien onzaaligen echt gesproten; een onzalig oogenblik; o, die onzalige wispelturigheid! ONZALIGHEID, v.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: