Wat is de betekenis van onwrikbaar?

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

onwrikbaar

onwrikbaar - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: on-wrik-baar 1. waar niets tegenin te brengen is, zonder twijfel ♢ dat is een onwrikbaar bewijs van haar onschuld Bijvoeglijk naamwoord: on-wrik-baar ... is onwrikbaarder...

2024-04-20
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

onwrikbaar

rotsvas.

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Onwrikbaar

adj. & adv., ûnwrikber, ûnforwrigber, ûnforwrigge.

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onwrikbaar

bn. bw. (-der, -st), 1. niet verwrikt kunnende worden: de omvrikbare Petrusrots straalt in de lichtgloed van de heilgenade Gods; 2. onomstotelijk: onwrikbare bewijzen; 3. onwankelbaar: een onwrikbare vastheid van geest; onwrikbaar in deugd en moed; — bw.: dit staat onwrikbaar vast.

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

onwrikbaar

bn., bw.; onwrikbaarder, onwrikbaarst (1 niet van zijn plaats te wrikken, niet verwrikt kunnende worden; 2 fig. onomstotelijk, zeer vast): 1. een onwrikbare muur; 2. een onwrikbaar geloof; een onwrikbaar vertrouwen, rotsvast; dit staat onwrikbaar vast; in iem. onwrikbaar geloven.

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

onwrikbaar

(on’vriʞba:r) bn. en bw. (-der, -st) 1. niet verwrikt kunnende worden : ...bare fundamenten. 2, onomstotelijk : ...bare bewijzen. 3. door geen kracht van buiten te ontnemen : een ...bare overtuiging; standhouden. Syn. → bestendig.

2024-04-20
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

onwrikbaar

bn. en bw. (-der, -st), 1. niet verwrikt kunnende worden: de steen zat onwrikbaar vast; 2. onomstotelijk: onwrikbare bewijzen.

2024-04-20
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Onwrikbaar

bn. bw. (-der, -st), niet verwrikt kunnende worden : de onwrikbre Petrusrots straalt in den lichtgloed van de heilgenade Gods; — onomstootelijk : onwrikbare bewijzen; — onwankelbaar: eene onwrikbare vastheid van geest; onwrikbaar in deugd en moed; — bw. dit staat onwrikbaar vast. ONWRIKBAARHEID, v.