Wat is de betekenis van onwel?

2024-04-20
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

onwel

onwel - bijwoord uitspraak: on-wel 1. niet in orde, een beetje ziek ♢ de oude man werd onwel bij het concert Bijwoord: on-wel Synoniemen gammel, ongesteld Tegenstellingen gezond, goed

2024-04-20
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

onwel

ongesteld, siekerig.

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Onwel

adj., net goed, net lekker, biroerd mâl, healnôch (en goar), healgear (en goar), net rjocht by de tiid, heal; zichvoelen, omkeard wêze; ik voel mij —, it keart my om; zeerzijn, it skjin wei hawwe.

2024-04-20
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onwel

bn., zich (op het moment) niet wel gevoelend, ongesteld: onwel zijn, worden; zich onwel gevoelen.

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

onwel

bn. (onpasselijk, ongesteld): zij werd in school onwel; hij gevoelt zich onwel.

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

onwel

(on'wel) bn. lichtelijk ziek, met de bijgedachte van een onaangenaam gevoel: zijn; zich gevoelen. Syn. → krank.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

onwel

bn., zich (op het moment) niet goed voelend, niet lekker: onwel worden; zich onwel voelen.