Onweder
ONWEER, o. (-s), 1. (gew.) slecht, onstuimig, guur weder; 2. donderbui, beroering van de dampkring die met donder en bliksem gepaard gaat: het onweer komt opzetten, trekt af, barst los, drijft over; er broeit een onweer, (ook fig.) een uitbarsting van toorn, tweedracht, onlusten enz. is te wachten; — (zegsw.) er is onweer aan de lucht, er z...