Wat is de betekenis van onwankelbaar?

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

onwankelbaar

onwankelbaar - Bijvoeglijk naamwoord 1. door niets aan het wankelen te krijgen Zijn onwankelbaar vertrouwen daarin is spreekwoordelijk. Woordherkomst Afgeleid van wankelbaar met het voorvoegsel on- Antoniemen wankelbaar

2024-03-29
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

onwankelbaar

onomstootlik.

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onwankelbaar

bn. bw. (-der, -st), vast, onwrikbaar, onomstotelijk : de onwankelbare wetten van ’t hoge Godsgezag; onwankelbare trouw, gehechtheid; — bw. : hij is onwankelbaar trouw wie hij eenmaal zijn woord heeft verpand.

2024-03-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

onwankelbaar

bn., bw.; onwankelbaarder, onwankelbaarst (onwrikbaar, vast): de onwankelbare wetten der natuur; fig. een onwankelbaar geloof, onwankelbare liefde en trouw; het volk bleef Oranje trouw.

2024-03-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

onwankelbaar

(on'wankəllba:r) bn. en bw. (-der, -st) op een vaste grondslag steunend en tegen een schok bestand : ...bare wetten; trouw. Syn. bestendig.

2024-03-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

onwankelbaar

bn. en bw. (-der, -st), vast, onwrikbaar, onomstotelijk: een geloof.

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Onwankelbaar

bn. bw. (-der, -st), niet aan het wankelen kunnende gebracht worden, onwrikbaar, onomstootelijk : de onwankelbare wetten van ’t hooge Godsgezag; — onwankelbare trouw, gehechtheid; — bw. zoo dat geen wankelen mogelijk is : hij is onwankelbaar trouw wien hij eenmaal zijn woord heeft verpand. ONWANKELBAARHEID, v.

2024-03-29
Handwoordenboek van Nederlandsche synoniemen

J.V. Hendriks (1898)

Onwankelbaar

zie Bestendig.