Wat is de betekenis van onvoorwaardelijk?

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

onvoorwaardelijk

onvoorwaardelijk - Bijvoeglijk naamwoord 1. zonder uitzondering, zonder clausule, zonder beperkingen Hij had onvoorwaardelijke trouw aan de koning gezworen. Hij had een onvoorwaardelijk vertrouwen in zijn dokter. Woordherkomst afgeleid...

2024-03-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

onvoorwaardelijk

onvoorwaardelijk - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: on-voor-waar-de-lijk 1. door niets of niemand beperkt of gehinderd ♢ toen we trouwden heb ik hem onvoorwaardelijke trouw beloofd 1. een onvoorwaardelijke gevangenisstraf ...

2024-03-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Onvoorwaardelijk

adj. & adv., sûnder bitingst(en), ûnbitinge.

2024-03-29
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onvoorwaardelijk

bn. bw., niet door voorwaarden beperkt, onbeperkt: het onbeperkt en onvoorwaardelijk gezag van de mode ; onvoorwaardelijke overgave ; —bw., zonder beperking of voorwaarde: honderden gehoorzamen onvoorwaardelijk; zich onvoorwaardelijk overgeven ; iem. onvoorwaardelijk geloven.

2024-03-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

onvoorwaardelijk

bn., bw. (onbeperkt, zonder beperking): de generaal eiste onvoorwaardelijke gehoorzaamheid; iets onvoorwaardelijk afkeuren; onvoorwaardelijk veroordelen.

2024-03-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

onvoorwaardelijk

(onvo:r’wa:rdəldk) bn. en bw. 1. zonder enige voorwaarde : zijn voorstel werd aangenomen. 2. onbeperkt, volkomen : -e gehoorzaamheid.

2024-03-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

onvoorwaardelijk

bn. en bw., niet door voorwaarden beperkt, onbeperkt: onvoorwaardelijke overgave, toestemming; bw., iets onvoorwaardelijk af keuren.

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Onvoorwaardelijk

bn. bw. niet door voorwaarden beperkt, onbeperkt: het onbeperkt en onvoorwaardelijk gezag van de mode; — bw. zonder eenige beperking of voorwaarde : honderden gehoorzamen onvoorwaardelijk; zich onvoorwaardelijk overgeven; iem. onvoorwaardelijk gelooven. ONVOORWAARDELIJKHEID, v.