Wat is de betekenis van onvoorwaardelijk?

2023-06-09
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

onvoorwaardelijk

onvoorwaardelijk - Bijvoeglijk naamwoord 1. zonder uitzondering, zonder clausule, zonder beperkingen Hij had onvoorwaardelijke trouw aan de koning gezworen. Hij had een onvoorwaardelijk vertrouwen in zijn dokter. Woordherkomst afgeleid...

Lees verder

Direct toegang tot alle 8 resultaten over onvoorwaardelijk?

Word nu vriend van Ensie
2023-06-09
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

onvoorwaardelijk

onvoorwaardelijk - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: on-voor-waar-de-lijk 1. door niets of niemand beperkt of gehinderd ♢ toen we trouwden heb ik hem onvoorwaardelijke trouw beloofd 1. een onvoorwaardelijke gevangenisstraf ...

Lees verder
2023-06-09
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Onvoorwaardelijk

adj. & adv., sûnder bitingst(en), ûnbitinge.

2023-06-09
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onvoorwaardelijk

bn. bw., niet door voorwaarden beperkt, onbeperkt: het onbeperkt en onvoorwaardelijk gezag van de mode ; onvoorwaardelijke overgave ; —bw., zonder beperking of voorwaarde: honderden gehoorzamen onvoorwaardelijk; zich onvoorwaardelijk overgeven ; iem. onvoorwaardelijk geloven.

2023-06-09
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

onvoorwaardelijk

bn., bw. (onbeperkt, zonder beperking): de generaal eiste onvoorwaardelijke gehoorzaamheid; iets onvoorwaardelijk afkeuren; onvoorwaardelijk veroordelen.

2023-06-09
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

onvoorwaardelijk

(onvo:r’wa:rdəldk) bn. en bw. 1. zonder enige voorwaarde : zijn voorstel werd aangenomen. 2. onbeperkt, volkomen : -e gehoorzaamheid.

Lees verder
2023-06-09
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

onvoorwaardelijk

bn. en bw., niet door voorwaarden beperkt, onbeperkt: onvoorwaardelijke overgave, toestemming; bw., iets onvoorwaardelijk af keuren.

2023-06-09
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Onvoorwaardelijk

bn. bw. niet door voorwaarden beperkt, onbeperkt: het onbeperkt en onvoorwaardelijk gezag van de mode; — bw. zonder eenige beperking of voorwaarde : honderden gehoorzamen onvoorwaardelijk; zich onvoorwaardelijk overgeven; iem. onvoorwaardelijk gelooven. ONVOORWAARDELIJKHEID, v.

Lees verder