Onverwrikbaar
bn. bw. (-der, -st), 1. door wrikken niet bewogen of van zijn plaats gebracht kunnende worden: de grendel blijft onverwrikbaar; 2. onveranderlijk: ’t besluit is onverwrikbaar; — bw.: onverwrikbaar pal staan, standhouden [in de bet. 2. meestal onwrikbaar].