Wat is de betekenis van onverwachts?

2024-04-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

onverwachts

onverwachts - Bijvoeglijk naamwoord 1. onverwacht onverwachts - Bijwoord 1. tegen de verwachting in Hij kwam onverwachts op bezoek. onverwachts - Bijvoeglijk naamwoord 1. paritief van de stellende trap van onverwacht Woordherkomst Afgeleid van onverwac...

2024-04-24
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

onverwachts

onverwachts - bijwoord uitspraak: on-ver-wachts 1. snel, terwijl het niet verwacht werd ♢ het bericht dat we moesten vertrekken kwam onverwachts Bijwoord: on-ver-wachts Synoniemen eensklaps, ineens, onverhoeds, onverwacht, opeens,...

2024-04-24
Woordenboek van Eufemismen

Marc de Coster (2004)

onverwachts

Plotseling. Dat klinkt nogal bruut, vooral in overlijdensberichten. Op een rouwbrief prefereert men het vriendelijkere: ‘onverwachts is overleden’. Bron: ‘Onze Taal’, juni 1993 (blz. 126). Tot het einde toe vechtend tegen zijn ongeneeslijke ziekte is Dick van den Ham toch nog onverwachts overleden op 23 juli 1995. UT-Nieuws, weekblad van de Uni...

2024-04-24
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Onverwachts

adv., ûnforsjoens, hommels, hommels en dwers, hals oer de kop hookstrooks, hoopstoops, staf en af, staf oer nacht, ynienen, ûnforwachts.

2024-04-24
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onverwachts

bw., plotseling, zonder er op voorbereid te zijn: hij werd onverwachts overgeplaatst.

2024-04-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

onverwachts

bw. (plotseling; zonder op iets voorbereid te zijn): hij stond daar onverwachts.

2024-04-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

onverwachts

('wachts) bw. onverwacht: hij stond voor mij. Syn. onverhoeds.

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

onverwachts

I. bw., plotseling, zonder erop voorbereid te zijn: hij werd onverwachts overgeplaatst; het bevel kwam onverwachts; zn., op het onverwachts, onverwacht; II. bn., een bezoek.