Wat is de betekenis van Onverbreekbaar?

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Onverbreekbaar

adj., ûnbrekber.

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onverbreekbaar

bn., niet verbreekbaar, meestal fig. : onverbreekbare banden; onverbreekbare trouw; — onschendbaar : heilige gebruiken en onverbreekbare wetten.

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

onverbreekbaar

bn. (niet te verbreken): een onverbreekbare trouw, altijd standhoudend; e. onverbreekbare eed, onschendbaar.

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

onverbreekbaar

(onvər'bre:ʞba:r) bn. (...bare) en bw. 1. niet te verbreken : ...bare boeien. 2. onschendbaar : ...bare trouw.

2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

onverbreekbaar

bn., altijd standhoudend; (fig.) onverbreekbare banden.

2024-04-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Onverbreekbaar

bn. niet verbreekbaar: onverbreekbare boeien; (fig.) onschendbaar : heilige gebruiken en onverbreekbare wetten; onverbreekbare trouw. ONVERBREEKBAARHEID, v.