Wat is de betekenis van onuitputtelijk?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

onuitputtelijk

onuitputtelijk - Bijvoeglijk naamwoord 1. nooit oprakend Zijn schier onuitputtelijke energie is werkelijk bewonderenswaardig. Woordherkomst Naamwoord van handeling van uitputten met het voorvoegsel on- met het achtervoegsel -lijk met het invoegsel -e-

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

onuitputtelijk

onuitputtelijk - onbekend woordtype uitspraak: on-uit-put-te-lijk 1. wat niet ophoudt, waar steeds iets nieuws uit voortkomt ♢ zijn fantasie is onuitputtelijk Onbekend woordtype: on-uit-put-te-lijk Tegenstellingen eindig

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onuitputtelijk

bn. (-er, -st), niet uit te putten, altijd nieuwe stof opleverende: een onuitputtelijke voorraad ; onuitputtelijke hulpbronnen; — waaraan geen einde schijnt te komen: onuitputtelijke blijdschap ; onuitputtelijk geduld nodig hebben; — van iem. die over een zaak nooit is uitgepraat: eens op dit thema gekomen...

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

onuitputtelijk

bn. (niet te ledigen; waaraan geen einde schijnt te kunnen komen): een onuitputtelijke bron, altijd vloeiende; een onuitputtelijke voorraad steenkool; fig. een onuitputtelijk onderwerp van gesprek, men is er nooit over uitgepraat; een onuitputtelijk geduld.

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

onuitputtelijk

bn. en bw. (-er, -st) 1. steeds vloeiende, steeds nieuwe stof opleverend : een -e bron; een -e voorraad steenkolen. 2. waaraan geen einde schijnt te komen : een -e blijdschap; een geduld. 3. altijd nieuwe stof ter bespreking opleverend : een onderwerp. 4. nooit uitgepraat zijnde : hij was- in anekdoten.

2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

onuitputtelijk

bn., 1. niet te ledigen; 2. waaraan geen eind schijnt te komen: een onuitputtelijke voorraad; (fig.) een onuitputtelijk onderwerp.

2024-04-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Onuitputtelijk

bn. (-er, -st), altijd door vloeiende, altijd nieuwe stof opleverende: eene onuitputtelijke bron van onderhoud en vroolijkheid; onuitputtelijke hulpbronnen; — van iets waaraan geen einde schijnt te komen: onuitputtelijke blijdschap; van iem. die over eene zaak nooit is uitgepraat : eens op dit thema gekomen, werd hij onuitputtelijk. ONUITPUTT...