Wat is de betekenis van ontzag?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

ontzag

ontzag - Zelfstandignaamwoord 1. eerbiedige vrees 2. macht over anderen waardoor hun eerbiedige vrees wordt ingeboezemd ontzag - Werkwoord 1. enkelvoud verleden tijd van ontzien ♢Ik ontzag ♢Jij ontzag ♢Hij, zij, het ontza...

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

ontzag

ontzag - zelfstandig naamwoord uitspraak: ont-zag 1. eerbiedige bewondering, groot respect ♢ ik heb ontzag voor de werklust van Richie 1. iemand ontzag inboezemen [zorgen dat hij je gaat bewonderen...

2024-04-26
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

ontzag

ontzag - Emotie die angst, eerbied en verwondering met elkaar combineert, opgewekt door gezag of door het heilige of verhevene.

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Ontzag

s.n., ûntsach (it), respekt (it).

2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Ontzag

o., 1. eerbiedige vrees voor iem. of iets: ontzag voor iem. hebben, voelen, tonen; iem. ontzag inboezemen; 2. macht of overwicht over anderen, waardoor hun een gevoel als onder 1. wordt ingeboezemd ; gezag, prestige : hij loopt zodoende groot gevaar zijn ontzag te verliezen; 3. toestand waarin hij verkeert wie men het genoemde...

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

ontzag

o. (eerbiedige schroom, eerbied; gevoel van het overwicht v. anderen): ontzag voor iem. hebben, tonen; iem. ontzag inboezemen; met ontzag (vervullen); uit ontzag; hij heeft ontzag.

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

ontzag

(ont’sach) o. 1. eerbiedige vrees: voor iemand hebben, gevoelen, tonen; iemand inboezemen; met -; uit -. Syn. → achting. 2. gezag, prestige: iemand van -.

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

ontzag

o., 1. eerbiedige schroom: voor iemand hebben; iemand inboezemen; 2. overwicht, gezag, prestige: hij heeft wel ontzag onder de jeugd.