Wat is de betekenis van Ontwijfelbaar?

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Ontwijfelbaar

adj. & adv., fêst; het staat vast, it stiet net yn ’e kiif, it stiet sa fêst as in hûs, der is gjin mis op.

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Ontwijfelbaar

bn. bw. (-der, -st), niet te betwijfelen: dat er bedrog achter zit, is ontwijfelbaar; ontwijfelbare zekerheid; — (bw.) zó dat men er niet aan twijfelen kan: dat is ontwijfelbaar waar.

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

ontwijfelbaar

bn. (niet te betwijfelen, stellig): ontwijfelbare zekerheid, de ontwijfelbare waarheid.

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

ontwijfelbaar

(on'twijfəlba:r) bn. (-der, -st) en bw. niet te betwijfelen : dat er verraad mee gemoeid was, scheen hem -.

2024-04-19
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

ontwijfelbaar

bn. en bw. (-der, -st), niet te betwijfelen, stellig: dat er bedrog achter zit, is ontwijfelbaar.

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Ontwijfelbaar

bn. bw. (-der, -st), niet te betwijfelen ; dat er bedrog achter zit, is ontwijfelbaar; — bw. zóó dat men er niet aan twijfelen kan : dat is ontwijfelbaar waar. ONTWIJFELBAARHEID, v.

2024-04-19
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Ontwijfelbaar

Ontwijfelbaar, bn. en bijw. (-der, -st), *...LIJK, bijw. waaraan niet te twijfelen is, zeker. *-HEID, v. gmv.