Wat is de betekenis van ontwennen?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

ontwennen

ontwennen - Werkwoord 1. het lichamelijk en/of geestelijk losmaken van datgene waar men aan gewend geraakt is Na het drugsgebruik moesten ze ontwennen. 2. ergatief een gewenning kwijtraken Hij was dat helemaal ontwend. Woordherkomst Af...

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

ontwennen

ontwennen - regelmatig werkwoord uitspraak: ont-wen-nen 1. het ergens niet meer aan gewend zijn ♢ Pepijn is het Engels spreken ontwend Regelmatig werkwoord: ont-wen-nen ik ontwen jij/u o...

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Ontwennen

v., ôfwenne.

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Ontwennen

(ontwende, heeft en is ontwend), 1. (overg.) afwennen, de gewendheid aan iets doen verliezen: een hebbelijkheid waaraan men zich heeft ontwend, (ook) een hebbelijkheid, die men zich heeft ontwend. 2. (onoverg.) de gewendheid aan iets verliezen; afraken van: het spreken van vreemde talen was zij geheel ontwend; de drank ontwe...

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

ontwennen

ontwende, h. en i. ontwend (afwennen): iem. iets ontwennen; de studie ontwennen; deze jongens zijn orde en tucht ontwend.

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

ontwennen

(ont'wennən) (ontwende, heeft en is ontwend) de gewoonte ervan doen verliezen: het volk aan orde en tucht ontwend; de studie -. Syn. afwennen.

2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

ontwennen

(ontwende, heeft en is ontwend), 1. afwennen, de gewendheid aan iets (doen) verliezen: het spreken van vreemde talen was zij geheel ontwend; drank, drugs, roken ontwennen.

2024-04-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Ontwennen

(ontwende, heeft en is ontwend), de gewendheid aan iets doen verliezen : eene hebbelijkheid waaraan men zich heeft ontwend, (ook) eene hebbelijkheid, die men zich heeft ontwend; — eene gewoonte afleggen, afleeren : de qemeene man is te kort in het kunstmatig lezen geoefend, om het natuurlijk spreken te ontwennen. ONTWENNING, v. het ontwennen.