ontvluchten
ontvluchten - Werkwoord 1. ergatief door te vluchten aan iets ontkomen ♢ Hij was de grote drukte net op tijd ontvlucht. Woordherkomst Afgeleid van vluchten met het voorvoegsel ont-
Wiktionary (2019)
ontvluchten - Werkwoord 1. ergatief door te vluchten aan iets ontkomen ♢ Hij was de grote drukte net op tijd ontvlucht. Woordherkomst Afgeleid van vluchten met het voorvoegsel ont-
Muiswerk Educatief (2017)
ontvluchten - regelmatig werkwoord uitspraak: ont-vluch-ten 1. er niet door getroffen worden, niet gepakt worden ♢ de gevangen ontvluchtte in het donker 2. van iets of iemand wegvluchten ♢ mevro...
Van Dale Uitgevers (1950)
(ontvluchtte, is ontvlucht), 1. wegvluchten: de ontvluchtende vijand nazitten. 2. vluchten voor, door te vluchten ontkomen: naar buiten! de indrukken van elke dag ontvlucht, het gewone leven afgeschud!; het ouderlijke huis, het gevaar ontvluchten.
M. J. Koenen's (1937)
ontvluchtte, i. ontvlucht (wegvluchten, door te vluchten [trachten te] ontkomen): een stad ontvluchten; een gevaar ontvluchten.
Jozef Verschueren (1930)
(ont'fluchtən) (ontvluchtte, is ontvlucht) 1. wegvluchten. 2. door te vluchten ontkomen : het gevaar -.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
(ontvluchtte, is ontvlucht), 1. wegvluchten: de ontvluchtende vijand nazitten; 2. vluchten voor, door te vluchten ontkomen: uit een kamp ontvluchten; (oneig.) het gevaar ontvluchten.
J.H. van Dale (1898)
(ontvluchtte, is ontvlucht), wegvluchten: den ontvluchtenden vijand nazitten; door te vluchten ontkomen : naar buiten ! de indrukken van eiken dag ontvlucht; het gewone leven afgeschud!; het ouderlijke huis ontvluchten; het gevaar ontvluchten. ONTVLUCHTING, v. (-en), het ontvluchten.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: